november 2019 - governance zorg...5 rvt rvb or cr secretaris/ anders ggz 10 5 2 9 1 vvt 39 23 9 15...
Post on 22-Aug-2020
0 Views
Preview:
TRANSCRIPT
1
November 2019
Auteurs:
Mirella Minkman, voorzitter
Michiel van Berckel Smit
Thea Heeren
Mark de Jong
José Laheij
Marc van Ooijen
Ria Stegehuis
Henriëtte Neuteboom, secretaris
2
Inhoud 1. Aanleiding ....................................................................................................................... 3
2. Werkwijze IAC ................................................................................................................. 4
3. Uitkomsten inventarisatie op hoofdlijnen ............................................................................ 6
4. Uitkomsten van de rondetafelgesprekken ........................................................................... 8
4.1 .Overstijgende bevindingen .......................................................................................... 8
4.2. Belangrijkste bevindingen per thema ............................................................................ 9
4.2.1. Kwaliteit van zorg ................................................................................................. 9
4.2.2. Draagvlak versus daadkracht: ............................................................................... 10
4.2.3. Verantwoord toezicht: .......................................................................................... 11
4.2.4.Regels versus reflectie .......................................................................................... 12
4.2.5 Samenwerkingsverbanden ..................................................................................... 13
5. Adviezen aan de BoZ ...................................................................................................... 14
Bijlage 1 Leden van de BoZ Governance Innovatie- en Adviescommissie (IAC) ........................... 16
3
1. Aanleiding
De vereniging Brancheorganisaties Zorg (BoZ) heeft in 2016 als opvolger van de Zorgbrede
Governancecode 2010 een nieuwe Governancecode ontwikkeld: de Governancecode Zorg.
Per 1 januari 2017 is deze code van kracht geworden. De Governancecode Zorg is in eerste
instantie een richtinggevend en levend document voor de sector uitgaande van principes. De code
biedt de sector een instrument om de governance zo in te richten, dat die bijdraagt aan het
waarborgen van goede zorg, aan het realiseren van haar maatschappelijke doelstelling en daarmee
aan het maatschappelijk vertrouwen.
De code is zodanig opgezet, dat hij stimuleert tot reflectie op en het gesprek over het functioneren
van bestuurders en toezichthouders en hun onderlinge verhoudingen. De code is daarnaast een
vorm van zelfregulering, zodat de overheid de zorgorganisaties de ruimte geeft om op eigen en
adequate wijze invulling te geven aan de realisatie van de maatschappelijke doelstelling. Dit
betekent echter ook zelf verantwoordelijkheid nemen voor de inhoud en naleving van de code.
De code is op zeven principes gebaseerd, die vervolgens zijn uitgewerkt in bepalingen of
gedragsregels, die de concrete toepassing van het principe beschrijven. Sommige gedragsregels
zijn meer dwingend van aard (‘pas toe’); bij andere wordt juist uitleg gevraagd (‘pas toe en leg
uit’). De code wil innovatie ondersteunen en biedt ruimte voor verandering in de sector en wil
daarbij initiatief van betrokken bestuurders, medewerkers en cliënten stimuleren. Daarnaast
ontstaan nieuwe good practices, die gedeeld kunnen worden.
Vanwege het ondersteunen van de innovatie en ruimte bieden voor verandering op het gebied van
governance heeft de BoZ in 2017 een BoZ Governance Innovatie- en Adviescommissie (IAC)
geïnstalleerd. Deze commissie heeft als doel het bevorderen van de kwaliteit, kennis en innovatie
van de governance in de zorgsector in het algemeen en van de Governancecode Zorg in het
bijzonder.
De taken van de IAC zijn als volgt omschreven:
a. Op verzoek van de brancheorganisaties in de zorg adviseren over
governancevraagstukken van algemeen belang die zich in de praktijk voordoen.
b. Op verzoek van (een van de) leden van de BoZ Governance Innovatie- en
Adviescommissie bespreken van governancevraagstukken van algemeen belang die
zich in de praktijk voordoen. De commissie besluit op grond van de bespreking of er
aanleiding is voor een advies aan de brancheorganisaties in de zorg.
c. Het doen van thematisch onderzoek om de ontwikkeling van de governance in de zorg
te monitoren en het op basis daarvan geven van adviezen aan de BoZ over de verdere
ontwikkeling van de Governancecode Zorg.
d. Het zo mogelijk verspreiden van best practices op het gebied van goed bestuur en
toezicht.
De IAC bestaat uit vertegenwoordigers vanuit de branches, NVTZ, NVZD en cliënten. Zie bijlage 1
voor de samenstelling van de IAC. De IAC startte onder voorzitterschap van prof. dr. E. Hooge, die
wegens een andere functie begin 2019 werd opgevolgd door prof. dr. M. Minkman.
4
2. Werkwijze IAC
De IAC heeft op basis van haar opdracht en taken haar eerste activiteiten bepaald. De commissie
achtte het van belang om niet zelf primair de thema’s te bepalen, maar relevante thema’s op te
halen uit het veld om zo aan te sluiten bij actuele vraagstukken. Daarom heeft dit rapport het
karakter van ‘signalen uit het veld’ en beoogt het niet om volledig te zijn of representativiteit te
omvatten voor alle bij de BoZ aangesloten branches en hun zorgorganisaties. Om zicht te krijgen
op wat er speelt in de sector op het gebied van governance, is besloten allereerst een digitale
inventarisatie uit te voeren in oktober 2018, opgevolgd door vijf verdiepende rondetafelgesprekken
in de eerste maanden van 2019 met vertegenwoordigers vanuit de verschillende gremia en
branches in het land. Via de aangesloten brancheorganisaties bij de BoZ zijn bestuurders, raden
van toezicht, leden van ondernemingsraden en cliëntenraden uitgenodigd om mee te doen aan de
digitale inventarisatie en aan de rondetafelgesprekken.
De uitkomsten van de digitale inventarisatie zijn gebruikt om de inhoud van de
rondetafelgesprekken voor te bereiden. Doel van de rondetafelgesprekken was om ervaringen en
opvattingen uit te wisselen en voorbeelden te bespreken rondom de thema’s uit de inventarisatie.
Op basis van de inventarisatie zijn in de rondetafelgesprekken de volgende thema’s besproken:
➢ Kwaliteit van zorg (principe 1 van de Governancecode Zorg)
Dit gaat over principe 1 van de Governancecode Zorg: Goede zorg. Hierbij zijn de vragen
gesteld wat ieder vanuit zijn eigen rol (bestuurder, toezichthouder, lid clientenraad, lid
Ondernemingsraad) kan bijdragen aan de kwaliteit van zorg.
➢ Draagvlak versus daadkracht (principe 3 van de Governancecode Zorg)
Dit thema betreft het belang van het betrekken van de belanghebbenden en het creëren
van draagvlak. Dit gaat over principe 3 van de Governancecode Zorg: Invloed van
belanghebbenden. De vraag hierbij is hoe zorgen we voor afstemming/draagvlak bij
belanghebbenden (zowel intern als extern), maar hoe zorgen we ook dat er besluiten
worden genomen en er voortgang wordt geboekt (daadkracht).
➢ Verantwoord toezicht (principe 6 van de Governancecode Zorg)
Dit thema gaat over principe 6 van de Governancecode Zorg: Verantwoord toezicht, zoals
de werkwijze van de raad van toezicht, ideale bemensing van de raad van toezicht, hoe
heeft de raad van toezicht grip op risico’s binnen de organisatie, relatie tussen de raad van
toezicht en de raad van bestuur. Maar ook hoe vindt het samenspel plaats tussen de raad
van toezicht, raad van bestuur, cliëntenraad en ondernemingsraad.
➢ Dilemma van regels versus reflectie (principe 5 van de Governancecode Zorg)
Dit thema is niet één van de principes van de Governancecode Zorg, maar komt wel terug
bij principe 5 van de Governancecode Zorg: Goed bestuur. De vraag hierbij is willen
bestuurders en toezichthouders werken aan de hand van checklists (leidt mogelijk tot meer
regels en bureaucratie) of gaan zij het gesprek aan om tot meer inzicht te komen. Dit
laatste is ook een achterliggende gedachte van de code. En wat is ieders rol hierin?
➢ Samenwerkingsverbanden – inrichting governance
Bij dit thema, dat niet uitgewerkt is in de Governancecode Zorg, is gesproken over
samenwerkingsverbanden en het belang van governance hierbij. Bij principe 3 worden wel
‘andere belanghebbenden’ genoemd zoals verwijzers en gemeenten, in het kader van het
voeren van een dialoog met deze belanghebbenden.
Via de bij de BoZ aangesloten brancheorganisaties/verenigingen zijn bestuurders, leden raad van
toezicht, leden en voorzitters van ondernemingsraden en cliëntenraden uitgenodigd om deel te
nemen aan de rondetafelbijeenkomsten. De vijf bijeenkomsten vonden regionaal verspreid over het
land plaats en kenden een grote belangstelling. De bijeenkomsten waren overtekend. Circa 200
vertegenwoordigers vanuit de verschillende branches/sectoren en gremia konden meedoen.
5
RvT RvB OR CR Secretaris/
anders
GGZ 10 5 2 9 1
VVT 39 23 9 15 10
Ziekenhuis 7 7 16 15 4
GZ 6 12 8 5 2
UMC -- -- 2 2 --
Totaal 62 47 37 46 17
Tabel 1. Overzicht deelnemers rondetafelbijeenkomsten
Per bijeenkomst namen de deelnemers deel aan twee thematafels waar de volgende drie vragen
zijn besproken:
1) Welke dilemma’s zijn er op dit thema en wat houden die dilemma’s in?
2) Welke aanpak hanteert u of kent u op dit thema en wat is ieders rol?
3) Zijn er goede voorbeelden; hoe zien die eruit en bij welke organisatie?
Leeswijzer
Op basis van deze gesprekken en de inventarisatie is dit rapport opgesteld met de bevindingen in
algemene zin en de belangrijkste punten per thema. De bevindingen zijn een weergave van de
gesprekken van de deelnemers aan de regionale tafels. Door de ad random mix aan deelnemers en
de wijze van rapporteren over de rondetafelgesprekken, beoogt dit rapport niet een totaalbeeld te
geven of representatief te kunnen zijn. Wel geeft het inzicht in veel geuite vragen, denkrichtingen
en ervaringen in de praktijk. In het laatste hoofdstuk geven we onze reflectie op de resultaten en
doen we aanbevelingen aan de BoZ.
6
3. Uitkomsten inventarisatie op hoofdlijnen
Ter voorbereiding van de rondetafelbijeenkomsten en om tot een diepgaande uitwisseling en
discussie te komen, heeft de commissie online een korte inventarisatie uit laten voeren door SEO
economisch onderzoek (www.seo.nl). Via de brancheorganisaties hebben bestuurders de
uitnodigingsmail over de online enquête ontvangen, met het verzoek de mail door te sturen naar
de andere gremia (raden van toezicht, cliëntenraden en ondernemingsraden). De online enquête
met zeven vragen heeft open gestaan van 3 oktober tot en met 24 oktober 2018. In totaal hebben
763 personen de inventarisatie geheel ingevuld, waarmee een goede deelname is bereikt van de
verschillende sectoren en van de verschillende organen.
Tabel 2 Verdeling van respondenten naar branches en gremia
Deze ruime respons leverde veel verschillende dilemma’s op die zijn benoemd; de belangrijkste
drie zijn: arbeidsmarkt en personeelsbeleid (18%) kwaliteit van zorg (10%) en financiën (9%).
Andere dilemma’s zijn onder andere het omgaan met bureaucratie/regelgeving, communicatie in
brede zin, de rol van de raad van toezicht en samenwerking tussen organisaties. De prioriteiten per
branche verschilden.
Een tweede vraag die gesteld is, is in welke mate de Governancecode Zorg helpt bij dilemma’s.
Figuur 1: Mate waarin Governancecode Zorg helpt bij dilemma’s
7
Uit bovenstaande figuur blijkt dat 74% van de respondenten aangeeft dat de code goed tot
enigszins helpt bij dilemma’s, waarbij leden van de raad van toezicht en raad van bestuur
positiever oordelen dan leden van de OR en CR. 26% geeft aan niet te weten of de code helpt; dit
komt onder andere doordat een aantal leden van de OR en CR aangeeft de Governancecode Zorg
niet te kennen.
Een andere vraag die gesteld is, is welke gevolgen de invoering van de Governancecode Zorg had.
Figuur 2 Gevolgen invoering Governancecode Zorg
Uit bovenstaande blijkt dat 74% vindt dat de code beperkt of (bijna) geen gevolgen heeft gehad.
Ook hier geldt weer dat 23% aangeeft het niet te weten, met de opmerking dat niet alle
cliëntenraden en ondernemingsraden bekend zijn met de code en er dus ook geen zicht op hebben
of de code gevolgen heeft gehad.
Tenslotte is gevraagd welke thema’s (principes) vanuit de Governancecode Zorg men zou willen
bespreken tijdens de rondetafelbijeenkomsten.
Figuur 3: Gewenste thema’s om te bespreken bij rondetafelbijeenkomsten
De drie meest genoemde thema’s zijn goede zorg, goed bestuur en invloed van belanghebbenden
zoals stakeholders en samenwerkingspartners.
8
4. Uitkomsten van de rondetafelgesprekken
In dit hoofdstuk worden de bevindingen vanuit de rondetafelgesprekken gedeeld, zowel de
algemene, overstijgende bevindingen als de bevindingen per thema. We beginnen met de
overstijgende bevindingen. De bevindingen zijn een weergave van de gesprekken van de
deelnemers aan de tafels.
4.1 .Overstijgende bevindingen Vanuit de rondetafelgesprekken is een aantal overstijgende bevindingen waarneembaar:
1. Draagvlak voor de Governancecode Zorg
Er is – gezien de deelname aan de inventarisatie en de opkomst en het enthousiasme bij de
rondetafelgesprekken – veel interesse voor governance en de Governancecode Zorg bij alle
gremia. Hoewel niet duidelijk is in hoeverre de code heeft geleid tot aanpassingen in de
praktijk, worden de denklijn en de principes onderschreven. De code is geen document dat
vraagstukken als vanzelf oplost, maar geeft wel richting voor de praktijk en een handvat om
het handelen of afwegingen van vraagstukken of dilemma’s op te baseren.
2. Beperkte innovatiekracht
De implementatie of toepassing van de Governancecode Zorg bevindt zich nog redelijk in een
beginfase. Het is soms nog een zoektocht hoe de diverse gremia en organisaties met de code
om moeten gaan. Het vraagt een eigen toepassing; gerichte tools of voorbeelden ontbreken
nog of zijn lastig vindbaar. Daarbij speelt, dat de code (nog) niet bij iedereen bekend is.
Doordat de code werkt met principes, is het doorleven ervan van belang voordat deze (pas)
richting kan geven aan het handelen. Er lijken vaak veel ‘routines’ of gevolgde ingeslepen
werkwijzen die innovatie vragen, als men vanuit de principes wil gaan werken. De code geeft
ook handvatten voor het organiseren van de processen om de principes toe te passen. Er zijn
voorbeelden en initiatieven voorhanden, maar overall lijkt er nog weinig aandacht voor
innovaties.
3. In gesprek met de verschillende gremia voegt waarde toe
De deelnemers aan de rondetafelgesprekken vonden het zinvol om in gesprek te zijn over goed
bestuur gezondheidszorgbreed en in een brede samenstelling met de diverse gremia. Voor
velen was het niet gebruikelijk om in een gemixte samenstelling (RvB, RvT, OR, CCR) met
elkaar aan tafel te zitten, ook met vertegenwoordigers van buiten de eigen organisatie en uit
andere sectoren. Gezien het grote aantal aanmeldingen en de geanimeerde gesprekken lijkt er
meer behoefte aan kennis over goed bestuur c.q. meer behoefte aan de dialoog hierover. Het
gesprek over governance wordt niet vanzelfsprekend met de ondernemingsraden en
cliëntenraden gevoerd.
4. Dialoog en reflectie is belangrijk (algemeen uitgangspunt van de code)
Het principe dialoog en reflectie vanuit de Governancecode Zorg wordt gezien als een
belangrijk principe. Dit principe kan binnen organisaties nog meer gehanteerd worden, zowel
intern binnen de organisatie als tussen de verschillende gremia en richting externe
stakeholders. Hierdoor ontstaat meer gezamenlijke taal en vertrouwen. Het onderwerp
kwaliteit is zo’n onderwerp dat zich lijkt te lenen om vanuit dit principe te bespreken, omdat
kwaliteit per definitie vaak anders gezien wordt door de verschillende gremia. Tijdens de
rondetafelgesprekken werd het onderwerp kwaliteit van zorg vanuit verschillende invalshoeken
belicht, niet altijd vanuit governance perspectief. De code nodigt juist uit om hierover in
gesprek te gaan met de verschillende gremia (bestuurders, toezichthouders, leden cliëntenraad
en leden ondernemingsraad). Het komen tot een gezamenlijk beeld lijkt essentieel.
5. Investeren in kennis over governance van ondernemingsraden en cliëntenraden is gewenst.
Uit de inventarisatie en rondetafelgesprekken is gebleken, dat ondernemingsraden en
cliëntenraden een forse kennisachterstand hebben wat betreft goed bestuur en de
9
Governancecode Zorg. Tegelijkertijd geven zij aan dat zij hier wel interesse in hebben en dat
de code hun ook handvatten kan bieden bijvoorbeeld in gesprek met het bestuur.
6. Handvatten voor samenwerkingsverbanden
De code biedt onvoldoende handvatten op het gebied van governance bij samenwerkings-
verbanden. Men heeft veel vragen bij de governance van samenwerkingsverbanden, zoals hoe
het zit met de verantwoordelijkheden bij samenwerkingsverbanden, hoe je de governance
inricht en hoe je bijvoorbeeld besluitvorming laat werken. Ook zijn er vragen over welke
juridische vormen mogelijk en passend zijn en wat dit betekent voor ieders rollen en
verantwoordelijkheden.
4.2. Belangrijkste bevindingen per thema
In de vijf rondetafelgesprekken zijn de vijf thema’s besproken. De gesprekken leveren een
pluriformiteit op aan ervaringen van de deelnemers. Hieronder treft u per thema een aantal
hoofdlijnen aan.
4.2.1. Kwaliteit van zorg:
Principe 1: Goede zorg: de maatschappelijke doelstelling en legitimatie van de zorgorganisatie is
het bieden van goede zorg aan cliënten.
Kwaliteit van zorg; een zorg voor het bestuur
Kwaliteit is een lastig begrip. Er bestaat geen exacte definitie voor: de interpretatie van de
gebruikers, de context waarin het begrip wordt gebruikt en het onderwerp waaraan kwaliteit
gekoppeld is, bepalen samen de kwaliteit. Kwaliteit van zorg is niet hetzelfde als kwaliteit van
leven. De geboden zorg is een onderdeel van het leven, maar zoveel meer aspecten bepalen hoe
mensen kwaliteit van leven ervaren. Reflecteren op kwaliteit is essentieel voor het lerend
vermogen. Kwaliteitskaders, geïnitieerd door de sector, leggen steeds meer nadruk op zelfreflectie
in teams. De medewerkers moeten wel de tijd nemen om op kwaliteit te reflecteren. Door de waan
van de dag zeggen veel zorgverleners daar niet aan toe te komen. De opvatting bestaat dat dit ook
voor bestuurders geldt. Domeinoverstijgend werken kan helpen om de kwaliteit van zorg te
verbeteren. Een goed voorbeeld is de cliëntreis of patient journey. Zo’n cliëntreis brengt in kaart
welke fases de cliënt doorloopt. Van de intake tot de opname, van de afspraak tot de controle
inclusief wachtmomenten. Door deze reis te volgen en te zien wat men tegenkomt, wordt sneller
zichtbaar waar verbeteringen mogelijk zijn. Thema’s die veel besproken worden zijn hoe
waardering te uiten, welk leiderschap daarbij past en hoe een balans te vinden in het zichtbaar
maken van kwaliteit.
Waardering en erkenning van inzet en vaardigheden is van belang. Voorwaarden voor waardering
zijn een open cultuur, transparantie van besluitvorming, goede voorzieningen en een eerlijke
beloning. Soms wordt gesproken van ‘knellende kwalificaties’ en dat bijvoorbeeld verpleegkundigen
uitsluitend die taken zullen uitvoeren die bij het opleidingsprofiel horen. Anderen zeggen dat dit
niet juist is: een mbo-verpleegkundige die het leuk vindt om initiatief te nemen, mag dit gewoon
blijven doen. Maar van een hbo-verpleegkundige wordt wel verwacht dat deze meer regietaken op
zich neemt en bijvoorbeeld klinisch redeneren toepast in haar werk. Zicht hebben op kwaliteit blijft
een dilemma; enerzijds wil iedereen van (verstikkende) regels af die niet bijdragen, anderzijds wil
men prestaties meetbaar maken om, al dan niet met kwaliteitskeurmerken, aan de buitenwereld te
laten zien dat men goede zorg levert. En daar zijn regels weer behulpzaam bij.
10
Dienend leiderschap en invloed delen
Kwaliteit van zorg is verbonden met goed bestuur. Die komt tot uiting in de persoon van een
charismatisch bestuurder, die dienend leiderschap toont, lef heeft en visie. Het beeld bestaat dat
een goed bestuurder regelmatig vraagt aan zijn mensen hoe het gaat, welke obstakels ze ervaren
en wat ervoor nodig is om die weg te nemen. De Governancecode Zorg kan helpen bij het regelen
van tegenspraak. In de code staat dat zorgorganisaties ruimte kunnen geven aan hun
medewerkers en vertrouwen op hun professionele oordeel, óók als dat kritisch is.
Medezeggenschapsraden hebben een (formele) rol, maar het gesprek gaat vooral over hoe dit in
de praktijk te laten werken en hoe invloed te delen. Een goede wisselwerking tussen bestuurders
en medezeggenschapsorganen is van belang.
Acceptatie van medezeggenschap is een randvoorwaarde voor succes. De bestuurder moet bereid
zijn invloed te delen. Er lijken grote verschillen te bestaan in de opstelling en kennis van
medezeggenschapsorganen. De ene OR/CR heeft terzake kundige leden en behartigt op een
gefundeerde wijze het belang van de medewerkers. De andere OR/CR ontbeert nog kennis. Leden
weten dan niet wat er van hen verwacht wordt of vinden stukken moeilijk leesbaar. Deelnemers
pleiten voor betere scholing waarvoor ook een coach, procesbegeleider of adviseur kan worden
ingeschakeld. Formele cliëntenraden brengen gevraagd en ongevraagd advies uit. In de Wmcz
staat dat naast medezeggenschap inspraak moet worden georganiseerd. Informele
medezeggenschap is hierbij ook van belang. Een tijdige dialoog en wisselwerking tussen bestuur,
toezicht en medezeggenschap op meer gelijkwaardig niveau lijkt volgens de aanwezigen het
sleutelwoord.
4.2.2. Draagvlak versus daadkracht:
Principe 3: Invloed belanghebbenden: De zorgorganisatie schept randvoorwaarden en waarborgen
voor een adequate invloed van belanghebbenden.
Principe 2: De raad van bestuur en raad van toezicht hanteren waarden en normen die passen bij
de maatschappelijke positie van de zorgorganisatie.
2.4 Inspraak, samenspraak en tegenspraak
De raad van bestuur richt zijn besluitvorming zo in, dat er vanuit verschillende deskundigheden en
betrokkenen toetsing kan plaatsvinden en advies kan worden gegeven en dat de voor- en nadelen
en risico’s van het besluit gedurende de procedure zichtbaar blijven. De raad van bestuur zorgt dat
ook op andere managementniveaus in de organisatie inspraak, samenspraak en tegenspraak zijn
functie kan vervullen.
Aan de tafels over draagvlak versus daadkracht gaat het vooral om hoe de input, ideeën en
verantwoording over de keuzes en besluiten in interactie tot stand komen. Het gaat dan om de
balans tussen tijdig komen tot besluiten, maar ook voldoende tijd en mogelijkheden geven om
betrokkenen echt te horen.
Een bestuurder met uitstraling die de taal spreekt
Van bestuurders wordt verwacht dat ze daadkrachtig zijn om het schip op koers te houden.
Leiderschapskwaliteiten zijn dan ook onontbeerlijk. De bestuurder kan bijdragen aan het creëren
van draagvlak. Goed werkgeverschap weet medewerkers aan de organisatie te binden en vormt
een uitstekend wapen tegen de leegloop. De bestuurder zou daarvoor een visie moeten hebben op
de organisatie. Maar ook wordt erover gesproken dat de OR of cliëntenraden zelf een omslag
kunnen maken van een reactieve naar een meer proactieve rol. Een proactieve raad denkt mee
met de raad van bestuur en geeft richting aan het beleid en de strategie, met behoud van zijn
11
onafhankelijke positie. De medezeggenschapsraden zijn niet meer alleen belangenbehartiger, maar
dienen ook maatschappelijke verantwoording af te leggen. Maar ook medewerkers (buiten de
medezeggenschapsraden) moeten ruimte voor inspraak actief vragen en zo nodig opeisen. Hierbij
is van belang dat men elkaars taal begrijpt. De cliëntenraad spreekt geen beleidstaal, maar de taal
van de praktijk. Door goed te luisteren en dóór te vragen, kom je erachter wat werkelijk leeft. Durf
kennis te delen en erken dat anderen kennis hebben die jij misschien niet hebt.
Timing en tijdige terugkoppeling
Een bekend dilemma dat men aangeeft is, dat plannen voor bijvoorbeeld een reorganisatie of
bezuiniging al ver zijn uitontwikkeld, terwijl de OR/CR nog niet goed op de hoogte is. Soms heeft of
neemt de raad van bestuur de tijd niet om te wachten op instemming. Juist dan komt het aan op
de diplomatie van de bestuurder. Die zoekt zijn stakeholders op en maakt tijdig kenbaar wat zijn
voornemens zijn. Hij dient dan wel om hun mening te vragen en er duidelijk bij te vermelden, dat
het plan nog een concept is. Als betrokkenen weten dat er in die fase nog wijzigingen mogelijk zijn,
kan er draagvlak ontstaan voor het te nemen besluit. Vaak mist men een terugkoppeling over hoe
iets afgelopen is. Wanneer een voornemen is gedeeld, zou daar op enig moment ook een
terugkoppeling van moeten komen. Vaak komt het voor, dat medewerkers niets meer horen over
wat er van het plan is terecht gekomen. Goede communicatie lijkt een belangrijke factor en het
taalgebruik moet ook aansluiten bij de taal van de medewerkers. Zij zullen zich dan ook meer
gehoord voelen. In het komen tot besluitvorming bij dilemma’s kan de Governancecode Zorg
helpen, is men van mening. Principes van goed bestuur bijvoorbeeld, zijn als een onderlegger voor
handelen te bespreken met medewerkers. Vanuit welke principes men werkt, kan men vervolgens
delen op interne bijeenkomsten, op de website of via het huisorgaan.
4.2.3. Verantwoord toezicht:
Principe 6 : Verantwoord toezicht: De raad van toezicht houdt toezicht vanuit de maatschappelijke
doelstelling van de zorgorganisatie.
Rollen en kwaliteiten van de raad van toezicht
Volgens de Governancecode Zorg is de raad van toezicht een onafhankelijk toezichtsorgaan,
waarvan de leden de raad van bestuur benoemen, schorsen, ontslaan of decharge verlenen. Zij
zien erop toe, dat de raad van bestuur goed en evenwichtig is samengesteld en geschikt is voor het
besturen van de zorgorganisatie. De verantwoordelijkheid van de raad van toezicht is drieledig:
toezicht op het functioneren van de eigen organisatie, toezicht op het publieke en maatschappelijke
belang en toezicht op de samenwerking met andere organisaties. Het is de taak van de raad van
toezicht om erop toe te zien, dat bestuurders met alle verschillende belangen rekening houden
wanneer ze besluiten nemen; óók als het maatschappelijke belang in strijd is met het
organisatorische belang. Hierbij is het van belang dat de raad van toezicht tijdig en juiste
informatie verkrijgt. Om pro-actief toe te zien op de kwaliteit van zorg hebben raden van toezicht
vaak een kwaliteitscommissie, die ook de minder tastbare kanten van de kwaliteit van zorg kan
belichten. Essentiële eigenschappen van de leden van de raad van toezicht die genoemd worden
zijn: rolvast zijn, in staat tot het formuleren van een toezichtsvisie, toegankelijk zijn, juiste en
volledige informatie breed ophalen en vertrouwen wekken. Voor de raad van toezicht voelt het
soms ongemakkelijk om informatie binnen de organisatie op te halen buiten aanwezigheid (maar
met medeweten) van de bestuurder. Bovenstaande eigenschappen van de leden van de raad van
toezicht en vertrouwen wekken en toegankelijk zijn als raad van toezicht helpt bij het verkrijgen
van juiste en volledige informatie.
Vertrouwen kweken
De toezichthouder moet zich niet blind staren op incidenten. De relatief zeldzame incidenten halen
de media en wekken de indruk dat er in de zorg van alles mis is. Die onrust wordt dan weer
12
bezworen met nieuwe, landelijke regels die de gehele sector worden opgelegd. Uit angst hiervoor
probeert de zorgsector zoveel mogelijk risico’s uit te sluiten. Door het krampachtig vermijden van
fouten, neemt mogelijk juist het risico op het maken van fouten toe. Echter, bij vertrouwen hoort
dat er ook fouten gemaakt mogen worden, als je het maar kan uitleggen. Vertrouwen tussen de
raad van bestuur en de raad van toezicht is van belang. De leden moeten zich ervan bewust zijn
dat ze elkaar nodig hebben. Het regelmatig voeren van gesprekken kan voor toenadering en
wederzijds begrip zorgen.
4.2.4.Regels versus reflectie:
Principe 5: Goed bestuur: De raad van bestuur bestuurt de zorgorganisatie gericht op de
maatschappelijke doelstelling.
5.4.1 Risicobeheersing: De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het beheersen van de
risico’s verbonden aan de strategie en de verschillende activiteiten van de zorgorganisatie, het
handelen van medewerkers en hanteerbare interne risico-en controlesystemen, de bemensing
daarvan en de werking van de systemen
5.4.2. De raad van bestuur bespreekt en verantwoordt regelmatig de risicoanalyses en de werking
van de risicobeheersingssystemen met de raad van toezicht, dit mede in het licht van de strategie
en de effecten van de beheersing op de regeldichtheid van de organisatie
Uit de inleiding: De code is zo opgezet dat hij stimuleert tot reflectie op en het gesprek over het
functioneren van bestuurders en toezichthouders en hun onderlinge verhouding.
Vertrouwen als basis
De regelzucht wordt als een last ervaren. Het dilemma voor de zorgverlener is, dat regels óók
houvast bieden. Veel administratieve handelingen worden ervaren als onnodig en betuttelend,
zoals dubbel registreren, afvinken van dagelijkse basiszorg en vragen om autorisatie van cliënten
bij iedere wijziging in de zorgvraag. Is het systeem gebaseerd op wantrouwen is de vraag? Bij
zelfregulering krijgt de zorgverlener het vertrouwen om vanuit zijn professionele autonomie te
werken. Intern kunnen regels worden afgesproken waarbinnen de medewerkers ruimte hebben om
professioneel te handelen en te reflecteren met elkaar wanneer er iets fout gaat. De teneur is om
uit te gaan van zelfregulering, zodat de zorgverlener het vertrouwen krijgt om vanuit zijn
professionele autonomie te werken. De vraag die hierbij gesteld wordt is, of en hoe je nog toezicht
kunt houden op de kwaliteit van zorg wanneer je professionele autonomie toestaat met zelfsturing.
De oplossingsrichting die genoemd wordt is om samen regels af te spreken waarbinnen de
medewerkers ruimte hebben voor zelfontplooiing en waar mogelijk de Governancecode Zorg als
uitgangspunt te hanteren. Een interessant voorbeeld dat ter tafel komt is dat van een organisatie,
die regelarm werkt en gelooft in de kracht van de onderlinge verbondenheid. Door samen met
cliënten, familie en omwonenden steeds na te denken over de kwaliteit van wonen, welzijn en zorg,
wordt geprobeerd een antwoord op elke vraag te vinden.
Welke regels hanteren?
Regels worden over het algemeen door zowel externe stakeholders (NZa, VWS, IGJ,
zorgverzekeraars, accountants etc.) als binnen de organisatie zelf (de interne regels) opgesteld. De
vraag is op welke wijze noodzakelijke regels het beste opgesteld kunnen worden en hoe zwaar de
stem van de professional is, waardoor aansluiting ontstaat tussen beleid en praktijk. Bespreek
binnen de organisatie welke regels relevant zijn (zowel de interne regels als de externe regels),
reflecteer op zowel de interne als externe regels en bespreek hoe met de extern opgelegde regels
wordt omgegaan, lijkt het devies. Om los te komen van de regels moet je de regels wel goed
kennen, zodat je de zinnige regels van de onzinnige regels kunt scheiden. Daarnaast zijn er
13
wettelijke regels, die voor iedereen gelden. In dialoog met de stakeholders kan de bestuurder
uitleggen hoe met de extern opgelegde regels is omgegaan en waarom (pas toe en/of leg uit).
Deelnemers geven aan dat meer regels om risico’s uit te bannen, ook weer een risico op zich is.
Wanneer medewerkers reflecteren op hun handelingen, kunnen ze leren van gemaakte fouten.
4.2.5 Samenwerkingsverbanden
Bij het thema ‘samenwerkingsverbanden’ is niet exact gedefinieerd welke type
samenwerkingsverbanden we wel- en niet bedoelen. Overall ging het gesprek vooral over
strategische samenwerking in de regio met partners of in de keten.
Client centraal bij samenwerking
Samenwerking is een maatschappelijke opdracht. De Governancecode Zorg legt niet uit hoe je dat
moet formaliseren, organiseren of besturen, maar benoemt dat het betrekken van externe
stakeholders een verantwoordelijkheid van het bestuur is. De opvatting heerst dat
samenwerkingsplannen in de eerste plaats de cliënt direct of indirect (bijvoorbeeld betere diensten)
centraal zouden moeten stellen. Belangrijk is om het doel van de samenwerking helder te hebben
voor alle samenwerkingspartners.
Samenwerken vraagt om vertrouwen
Om de juiste zorg op de juiste plek te krijgen, wordt aangedrongen op samenwerking in
bijvoorbeeld regionale ketens of netwerken, waarbij niet eenduidig is wat de juiste schaal is. Een
voorwaarde voor samenwerking is dat de organisatie beseft dat men goede patiënten-/cliëntenzorg
organiseert met andere (regionale) instellingen, gemeenten en welzijnsorganisaties ook buiten het
reguliere zorgveld. Samenwerking vraagt vertrouwen, gedeelde belangen en niet competitie als
basishouding. In de praktijk is dit niet altijd het geval. Een hoofdbreker vinden de verschillende
gremia zoals de medezeggenschapsorganen en de raden van toezicht, dat ze vaak niet weten met
wie de organisatie allemaal samenwerkt. Er is geen overzicht, derhalve ook geen inzicht en
daardoor weet men niet welke vragen te stellen. Daardoor wordt niet optimaal gebruik gemaakt
van elkaars expertise en kennis en krijgt samenwerking als thema nog niet de aandacht die het
verdient.
Het succes van samenwerking lijkt vaak afhankelijk van duidelijke communicatie. Wie is waarvoor
verantwoordelijk? Wat doen we wel en wat doen we niet? Is er sprake van gedragsregels? En hoe
zien we daarop toe? Een goede bestuurder maakt de medewerkers attent op het ‘grotere plaatje’
en weet oorzaken voor (on)tevredenheid mede terug te herleiden tot hun plaats in de
samenwerking.
Samenwerkingsconstructies
Bij samenwerking werd tot voor kort onmiddellijk gedacht aan fuseren. De Autoriteit Consument &
Markt (ACM) heeft de aandacht voor concurrentierisico’s verscherpt, waardoor fusies sneller
worden verboden. Er komen steeds meer alternatieve constructies voor samenwerking:
grootschalige fusies verliezen terrein aan regionale netwerken, joint-ventures en coöperatieve
verenigingen. Binnen deze samenwerkingsverbanden behouden de leden hun eigen autonomie en
cultuur en werken ze alleen samen op die disciplines of vraagstukken, waarop dat voordelen
oplevert. Overall is het vooral nog zoeken naar de juiste constructies om de spanning tussen
samenwerken om de maatschappelijke opgave, en het behouden van de eigen kracht vorm te
geven.
14
5. Adviezen aan de BoZ
Op basis van de opgehaalde signalen en veldverkenning komt de Innovatie- en Adviescommissie tot
een aantal adviezen aan de BoZ. De Governancecode Zorg heeft als doel richtinggevende principes
te geven inzake goed bestuur en toezicht. De door de commissie geformuleerde adviezen moeten in
het licht van dit uitgangspunt gelezen worden en niet als verdere detaillering of vastlegging van
richtlijnen of regels.
1. Zorg voor meer handvatten hoe de code te gebruiken
Tijdens de rondetafelgesprekken is gebleken dat er draagvlak is voor de Governancecode
Zorg, maar dat het gebruik van de code beter kan. De commissie is van mening dat verdere
bekendheid en toepassing nog aandacht vragen. De code bestaat uit principes die breed
worden onderschreven, maar hoe deze te gebruiken is niet altijd eenvoudig. De ‘gouden
driehoek’ van bestuurders, toezichthouders en medezeggenschapsorganen, hebben meer
handvatten nodig om de Governancecode Zorg toe te passen. De commissie adviseert om
naast de verspreiding van dit rapport en het breder onder de aandacht brengen van de code
(vooral bij medezeggenschapsorganen zoals de OR en Cliëntenraden), ook ondersteunende
support of kennisproducten te (laten) ontwikkelen. Bijvoorbeeld in de vorm van een toolkit
(zie het voorbeeld van de Cultuurcode) of het organiseren van bijeenkomsten die de slag van
principe naar praktijk faciliteren. Deze kennis of kennisproducten over good governance
moet op een toegankelijke plek of platform vindbaar zijn waarbij tevens interactie mogelijk
is. Daarnaast adviseren we om per principe drie goede voorbeelden op te laten halen, uit te
diepen en de inzichten breed te verspreiden. Hierdoor kunnen we per principe laten zien hoe
in de praktijk de principes kunnen worden vormgegeven.
2. Maak de verbinding zichtbaar tussen nieuwe wet- en regelgeving, ontwikkelingen
en de Governancecode Zorg
De Governancecode Zorg is een belangrijk uitgangspunt voor de sectoren binnen de BoZ en
voor zorgorganisaties. Tijdens de rondetafelgesprekken is het onderwerp ‘regels versus
reflectie’ besproken, waarbij zowel intern opgelegde regels als extern opgelegde regels aan
de orde kwamen. De niet-vrijblijvende dialoog in combinatie met heldere principes maken de
Governancecode Zorg tot een krachtig instrument om als leidraad en kader te gebruiken bij
nieuwe ontwikkelingen in wet- en regelgeving op het terrein van governance. Dit geldt ook
voor andere relevante thema’s, zoals bijvoorbeeld administratieve lastendruk. Hierdoor
wordt de impact van de Governancecode Zorg groter. Maak hierbij ook verbinding tussen de
wetgeving waar de cliëntenraad/ ondernemingsraad mee te maken heeft en de code.
3. Zorg voor handvatten voor governance bij samenwerkingsverbanden
In de Governancecode Zorg zijn weinig of geen handvatten voor het gebruik van de code bij
samenwerkingsverbanden. Hierover leven wel veel vragen in de praktijk; we constateren een
kennistekort op dit onderwerp. Het leidt tot vragen zoals: welke (on)mogelijkheden zijn er,
hoe zit het met de verantwoordelijkheden, hoe richt je de governance in en hoe kan
besluitvorming werken. De commissie adviseert en biedt aan om thematisch onderzoek te
(laten) doen naar de kennisvragen en de (ervarings)kennis die er al is, zodat een agenda
ontstaat t.a.v. hetgeen er nog ontwikkeld moet worden. Op basis van de bestaande (en in
een latere fase ook de nieuwe) kennis kan vervolgens een toevoeging aan de code
ontwikkeld worden. Wij adviseren tevens om goede voorbeelden en ervaringen op dit thema
te (laten) bundelen, als basis voor te ontwikkelen handreikingen, toolkits of
ervaringsbundels.
4. Stimuleer een goede dialoog tussen de ‘verschillende gremia’ en gezamenlijke
scholing
Een belangrijk uitgangspunt van de Governancecode Zorg is het voeren van de dialoog met
15
alle gremia. De verkenning liet zien dat gesprekken over governance tussen de diverse
gremia (bestuur, toezicht, medezeggenschap) voor velen niet gebruikelijk zijn. De commissie
is van mening dat het voeren van meer gezamenlijke dialoog binnen organisaties, tenminste
eenmaal per jaar, over bepaalde thema’s vanuit en met respect voor ieders rol, van belang
is. Dit helpt om meer een gezamenlijke taal te spreken, het bevordert wederzijds begrip en
de gerichtheid op een gezamenlijk doel: zorg of ondersteuning van goede kwaliteit die
aansluit bij behoeften en wensen van mensen. De genoemde dialoog vraagt van alle gremia
een attitude die het mogelijk maakt om een open en vrije gedachtewisseling te hebben met
elkaar, waarbij nieuwe inzichten kunnen ontstaan. Het advies is om met inachtneming van
de tijd die een cultuuromslag nodig heeft, ruimte te bieden aan de ontwikkeling van
verschillende vormen van met elkaar in dialoog gaan en helderheid te krijgen over de
effecten daarvan op de (kwaliteit van) besluitvorming en ten aanzien van de kwaliteit van
zorg.
Om de dialoog goed te voeren, kan gezamenlijke scholing helpen. De BoZ en/of afzonderlijke
branches kunnen stimuleren en oproepen tot een gezamenlijk opleidings-/kennisaanbod voor
de verschillende gremia waardoor -met respect voor ieders rol-, een sterkere dialoog
ontstaat en nieuwe vormen van samen- en tegenspraak ontwikkeld kunnen worden. Dit is
niet alleen een rol van de BoZ, maar ook van andere organisaties, zoals het LOC, NVTZ en
anderen. Het scholingsaanbod sluit dan beter aan bij de beoogde ontwikkeling in de praktijk.
5. Stimuleer de dialoog over de maatschappelijk doelstelling versus de
organisatiedoelstelling binnen zorgorganisaties
In de Governancecode Zorg staat de maatschappelijke doelstelling centraal; het bieden van
goede zorg. Dit is een verenging van de maatschappelijke doelstelling, want goede zorg
moet gerelateerd worden aan andere maatschappelijke belangen. Dit wordt ook genoemd in
paragraaf 1.3. van de code onder publieke belangen, zoals betaalbaarheid en
toegankelijkheid. In de praktijk kunnen deze belangen echter spanning geven. De commissie
adviseert de BoZ om zorgorganisaties te stimuleren om met de verschillende gremia de
discussie over ‘goede zorg’ aan te gaan over de wijze waarop de organisatie omgaat met de
publieke belangen als betaalbaarheid en toegankelijkheid. Hierdoor wordt duidelijk hoe het
maatschappelijk belang zich verhoudt tot het organisatiebelang. Zo wordt meer expliciet
waar de zorgorganisatie voor staat, ook in samenwerkingsrelaties, en waar de governance
op berust.
16
Bijlage 1 Leden van de BoZ Governance Innovatie- en
Adviescommissie (IAC)
mevrouw prof. dr. M (Mirella) M.N. Minkman,
voorzitter
de heer mr. M.H.J.N. (Michiel) van Berckel Smit
mevrouw drs. J. (José) H.W.M. Laheij
op gezamenlijke voordracht van Ieder(in),
KansPlus, LOC Zeggenschap in zorg, LSR,
NCZ en Patiëntenfederatie Nederland
de heer dr. M. (Marc) van Ooijen MBA-H
op voordracht van NVZD
de heer dr. M.W. (Mark) de Jong
mevrouw drs. R. (Ria) Stegehuis
mevrouw dr. T.J. (Thea) Heeren
op gezamenlijke voordracht van ActiZ, GGZ
Nederland, NFU, NVZ en VGN
vacature
op voordracht van NVTZ
mevrouw drs. H. (Henriëtte) Neuteboom,
secretaris
top related