programma - nieuw kamerkoor delft wovon lebt der mensch... · in 1933 werden kort na de première...

21
PROGRAMMA Max Reger Requiem Kurt Weill Surabaya Johnny Ich liebe Dich nicht Bilbao-Song Comedian Harmonists Mein kleiner grüner Kaktus Irgendwo auf der Welt Ich wollt’, ich wär’ ein Huhn Pauze Hanns Eisler Vier Stücke für gemischten Chor - Naturbetrachtung - Gesang der Besiegten Hanns Eisler Hotelzimmer 1942 An den kleinen Radioapparat Über den Selbstmord Der Kirschdieb Hanns Eisler Liturgie vom Hauch Kurt Weill Dreigroschenoper: - Die Morität vom Mackie Messer - Morgenchoral des Peachum - Zweites Dreigroschenfinale - Lied von der Unzulänglichkeit menschlichen Strebens - Ruf aus dem Gruft

Upload: buiquynh

Post on 18-Sep-2018

215 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

PROGRAMMA

Max Reger Requiem Kurt Weill Surabaya Johnny Ich liebe Dich nicht Bilbao-Song Comedian Harmonists Mein kleiner grüner Kaktus Irgendwo auf der Welt Ich wollt’, ich wär’ ein Huhn Pauze Hanns Eisler Vier Stücke für gemischten Chor

- Naturbetrachtung - Gesang der Besiegten

Hanns Eisler Hotelzimmer 1942 An den kleinen Radioapparat Über den Selbstmord Der Kirschdieb Hanns Eisler Liturgie vom Hauch Kurt Weill Dreigroschenoper:

- Die Morität vom Mackie Messer - Morgenchoral des Peachum - Zweites Dreigroschenfinale - Lied von der Unzulänglichkeit menschlichen

Strebens - Ruf aus dem Gruft

WELKOM

Hartelijk welkom bij ons najaarsconcert ‘Denn wovon lebt der Mensch?’

We zingen muziek uit de roerige jaren ‘20 en ‘30 in Berlijn, ook wel het

‘interbellum’ genoemd. De politieke werkelijkheid tijdens deze periode was

grijs, maar kunst, cultuur en muziek maakten in Berlijn een bloeitijd door.

Humor en satire, gehuld in sigarettenrook en vermengd met politieke ideeën,

kleurden er het nachtleven. In dit concert wordt met muziek van een aantal

belangrijke Berlijnse componisten de sfeer van destijds neergezet.

‘Denn wovon lebt der Mensch?’ is de prikkelende titel van het concert. De zin komt uit de ‘Dreigroschenoper’ van componist Kurt Weill en schrijver Bertolt Brecht. Het koor zingt een aantal liederen hieruit waaronder het beroemde ‘Die Morität von Mackie Messer’. De nasleep van de eerste wereldoorlog komt tot uiting in het ontroerende Requiem van Max Reger. Hij droeg het werk op aan 'de in de oorlog gesneuvelde Duitse helden'. Mezzosopraan Antje Lohse zingt hierin de solopartij. Het koor wordt begeleid door pianiste Julia Urinyova. Van de eveneens maatschappelijk geëngageerde componist Hanns Eisler zingt het koor twee delen uit 'Vier Stücke für gemischten Chor’ en het ‘Liturgie vom Hauch’, naar een gedicht van Bertolt Brecht. Ook worden drie liederen van de Comedian Harmonists, de eerste boysband ter wereld, uitgevoerd. Na 1933 werd de muziek van Eisler, Weill en de Comedian Harmonists door het nazibewind in de ban gedaan en als ‘entartete kunst’ (ontaarde kunst) bestempeld.

Luister met veel plezier naar ‘Denn wovon lebt der Mensch. Berlijn tijdens het

Interbellum’.

Josée Claassen, voorzitter Nieuw Kamerkoor Delft

November 2011

DE UITVOERENDEN Raymond Honing - dirigent

Raymond Honing studeerde aan het

Conservatorium van Amsterdam fluit en

kamermuziek bij Harrie Starreveld en traverso

bij Marten Root. Daarnaast volgde hij master-

classes bij de Franse fluitist Patrick Gallois. Zijn

repertoire reikt van 18e eeuwse- en vroeg-

romantische muziek op authentieke

instrumenten tot eigentijdse muziek en

wereldmuziek op moderne fluit.

Met Het Amsterdams Kwintet was hij

prijswinnaar op het Internationale Wettbewerb

für Junge Kultur in Düsseldorf en met het

Ensemble L’Esprit Musical won hij een prijs op

het Internationaal van Wassenaer concours

2000.

Raymond is artistiek leider van het barokensemble La Barca Leyden. Behalve

als kamermuziekpartner treedt Raymond ook regelmatig solistisch op. Hij was

solist bij de wereldpremières van de fluitconcerten van Robin de Raaff (NL) en

Uzong Choe (Korea) maar bijvoorbeeld ook in concerten van Bach en Vivaldi.

Daarnaast is hij docent aan het Conservatorium van Amsterdam.

Hij maakte cd- opnames met werken van De Raaff, Ruynemann en Feldman

en speelde o.a. in het Nieuw Ensemble, het Asko ensemble, het Ives

Ensemble, de Nederlandse Bachvereniging en het Frankfurter Barock

Orchester. Naast talloze concerten in Nederland brachten zijn optredens hem

ook op concertpodia en festivals in o.a. België, Frankrijk, Duitsland, Hongarije,

Tsjechië en Scandinavië.

Sinds eind 2009 is hij dirigent van het Nieuw Kamerkoor Delft.

Nieuw Kamerkoor Delft

Het Nieuw Kamerkoor Delft is opgericht in 1984 door de Delftse musicus Maarten Surtel, een groot liefhebber van twintigste-eeuwse muziek. Surtel werd opgevolgd door diverse dirigenten. Eind 2009 nam Raymond Honing het dirigentenstokje over en ging de NKD een nieuwe fase in.

Op het repertoire van het Nieuw Kamerkoor Delft staat voornamelijk

a capella koormuziek uit de 20e en 21

e eeuw. Bij uitzondering gaat het NKD

soms terug naar vroegere eeuwen. Voor de levendigheid van het programma

zingt het koor af en toe ook met begeleiding.

Het Nieuw Kamerkoor Delft

Sopranen Alten Tenoren Bassen

Louske Cazemier Josée Claassen

Sébastien Baumlin

Ron Glotzbach

Cora Cox Anneke Dukker

Bert van den Braak

Roel Paalman

Netty Figaroa

Barbara Ingen Housz

René Delfos

Wim Prinse

Saskia Kaaks

Marise Kessels

Gerrit van Eeden

Arnoud Reinders

Els Stikkelman

Adèle Nieuweboer

Damiaan v. d. Heide

Ruud Schramp

Carola Smits

Pieter Lugtigheid

Antje Lohse – mezzosopraan

De Duitse mezzosopraan Antje Lohse begon haar zangstudie aan de Robert-Schumann-Hochschule Düsseldorf. Aansluitend studeerde zij aan het Conservatorium van Amsterdam bij Margreet Honig, waar zij haar 2e Fase-diploma (Uitvoerend Musicus) behaalde. Zij was lid van de Nieuwe Opera Academie en studeerde gelijktijdig in de Liedklas van Udo Reinemann aan het Conservatoire de Metz (Frankrijk). Zij volgde o.a. masterclasses bij Elly Ameling, Sarah Walker, Maarten Koningsberger, Rudolf Jansen en Jard van Nes. Het repertoire van Antje Lohse strekt zich uit van oude tot eigentijdse muziek.

Julia (Yuliya) Urinyova - piano

Julia Urinyova werd geboren in Charkow (Ukraïne). Daar volgde zij de lagere en middelbare school met als specialisatie een muziek-opleiding voor piano, dwarsfluit en accordeon.

Julia koos voor piano en

dwarsfluit en slaagde voor

beide instrumenten cum

laude aan het conserva-

torium van Charkow, waar zij o.a. studeerde bij pianist Sergei Polusmiak.

Daarna vervolgde zij haar studie bij Mila Baslawskaja aan het Rotterdams

Conservatorium waar zij in 2000 cum laude slaagde als uitvoerend musicus.

Zij volgde diverse masterclasses en behaalde diverse eerste prijzen. Julia

trad op als solist met orkest in Rusland, Nederland en Frankrijk. Ook begeleidt

ze koren, zangers en solisten in Nederland.

DE COMPONISTEN

Max (Johann Baptiste Maximilian) Reger (1873 – 1916)

Reger was een Duits componist, pianist, organist, dirigent en muziekpedagoog. Zijn eerste muzieklessen krijgt hij van zijn vader. Later krijgt hij pianoles van Adalbert Lindner, die hem uitgebreid laat kennis maken met Beethoven en Brahms. Via Lindner komt Reger uiteindelijk in 1890 terecht bij Riemann aan het conservatorium van Wiesbaden. Tijdens zijn studie maakt Reger kennis met Richard Strauss en Busoni. Wanneer hij afstudeert, blijft Reger nog een jaar in Wiesbaden omdat hij in militaire dienst moet. Het is in deze periode dat Reger kennis maakt met drank en tabak. Op korte

termijn zorgt het voor een algehele aanval van zwakte en om die reden keert hij in 1898 terug naar zijn familie om aan te sterken. Uiteindelijk vertrekt hij in 1901 naar München. Regers concertpraktijk breidt zich uit en uiteindelijk breekt hij in 1904 door met een aantal door hem gecomponeerde pianovariaties en kamermuziekwerken. De keerzijde van het succes is dat hij lichamelijk behoorlijk uitgeput raakt.

In 1904 wordt Max Reger aangesteld als docent theorie, compositie en orgel

aan de Akademie der Tonkunst in München. Een aantal jaar later krijgt hij een

positie aan de universiteit van Leipzig en wordt hij in 1911 tot dirigent van het

hoforkest van hertog George II van Saksen-Meiningen benoemd. De

universiteiten van Jena en Berlijn kennen de componist een eredoctoraat toe.

Zijn drukke bestaan als dirigent en het vele componeren verzwakken de

gezondheid van de componist ernstig. Hoewel hij het de laatste jaren van zijn

leven rustiger aandoet en veel tijd doorbrengt met zijn vrouw en twee

geadopteerde dochters, overlijdt Max Reger op de terugreis van een tournee

in Nederland aan een hartaanval.

Kurt Weill (1900 - 1950)

Kurt Weill werd als derde van vier kinderen geboren in een religieuze Joodse familie in Dessau. Op 5 jarige leeftijd begon hij met pianospelen en op 12 jarige leeftijd gaf hij in het stadhuis van Dessau al zijn eerste concert met zelfgemaakte composities.

In 1918 ging hij studeren aan de Hochschule für Musik in Berlijn, waar hij onder meer les had van de componist Engelbert Humper-dinck en later van Ferruccio Busoni. In het begin van de jaren twintig schreef hij een aantal werken, zoals zijn eerste symfonie, de pantomime Zaubernacht en de liedercycli Frauentanz en Stundenbuch. Zijn interesse in

het moderne muziektheater bracht hem samen met de dramaturg Georg Kaiser.

In 1926 beleefde Weills eerste opera Der Protagonist zijn première. Voor de opening van het Theater am Schiffbauerdamm in Berlijn in 1926 werd Weill door Brecht, met wie hij al eerder had samengewerkt, gevraagd om muziek te componeren bij zijn Dreigroschenoper. De combinatie Brecht-Weill werd hiermee in een klap wereldberoemd.

In 1933 werden kort na de première van Der Silbersee (Libretto van Georg Kaiser) verdere uitvoeringen, en alle andere muziek van Weills hand, verboden en als "entartet" bestempeld. Bij de boekverbranding in mei gingen zijn originelen in vlammen op. Kort daarop werd ook de vertoning van de populaire film Die Dreigroschenoper verboden.

De componist Weill wordt vandaag de dag nog steeds boeiend gevonden omdat hij één van de weinige componisten is die een hedendaagse opera toegankelijk weet te houden zonder platte commercie. Zijn muziek zweeft tussen mysterie en herkenbaarheid, tussen humor en ernst, tussen naïviteit en cynisme. Weill wordt door zijn Dreigroschenoper en de Mahagonny in een adem genoemd met Bertolt Brecht, maar deze werken vormen echter maar een klein deel van het repertoire van één van de belangrijke 20ste-eeuwse componisten.

Hanns Eisler (1898 – 1962) Eisler werd in Leipzig geboren. Van 1919 tot 1923 studeerde hij bij Arnold Schönberg. Hij was de eerste leerling van Schönberg die gebruik maakte van de twaalftoons- of atonale compositietechniek.

In 1925 verhuisde Eisler naar Berlijn - op dat moment een broedplaats van experimentele vormen van muziek, theater, film, kunst en politiek. Hij voelde zich er aangetrokken tot de communistische partij, waar hij echter nooit lid van werd. Zijn muziek werd steeds meer doortrokken van politieke thema’s en werd beïnvloed door jazz en cabaret. In diezelfde tijd raakte hij bevriend met Bertolt

Brecht, die zich tot het Marxisme had bekeerd. Eisler schreef de muziek voor verschillende van Brechts theaterstukken, waaronder Maßnahme (1933), Die Mutter (1932) en Schweyk im Zweiten Weltkrieg (1944). Zij werkten ook samen bij het schrijven van protestliederen die een rol speelden tijdens de politieke onrust in de laatste jaren van de Weimarrepubliek. Hun Solidariteits-lied werd een geliefd strijdlied bij demonstraties en protestbijeenkomsten in heel Europa.

Na 1933 werd het werk van Eisler en Brecht door het nazibewind in de ban gedaan. Hij zocht zijn toevlucht in de Verenigde Staten waar hij zich vestigde in Los Angeles. Daar schreef hij de muziek voor verschillende Hollywood-films. Eislers veelbelovende Amerikaanse carrière werd onderbroken door de Koude Oorlog. Hij werd als een van de eerste kunstenaars op de 'Hollywood Blacklist' geplaatst en uiteindelijk werd hij in 1948 uit de VS gezet.

Eisler keerde terug naar Duitsland en vestigde zich in Oost-Berlijn. Daar bleef hij componeren en gaf hij les aan het Oost-Berlijnse conservatorium. In zijn laatste jaren ging hij gebukt onder depressies en slechte gezondheid. Hij overleed in Oost-Berlijn en is vlakbij Brecht begraven op het Dorotheenstadt-kerkhof.

Comedian Harmonists (1928 - 1934)

De Comedian Harmonists was een internationaal bekend, geheel mannelijk

Duits close harmony ensemble dat tussen 1928 en 1934 een van de meest succesvolle muzikale groepen was in Europa voor de Tweede Wereldoorlog. In 1927 werd de werkloze acteur Harry Frommermann geïnspireerd door The Revelers, een door jazz geïnspireerd vocaal ensemble uit de Verenigde Staten, om een soortgelijk Duits ensemble op te richten. Na enkele mislukkingen in het begin, werd het ensemble al snel populair in heel Europa en bracht het een bezoek aan de Verenigde Staten. Begin jaren 30 ontstonden er problemen met het Nazi-regime, want drie leden van de groep waren van Joodse afkomst. De nazi’s maakten het hen steeds lastiger. In eerste instantie verbood het regime stukken van Joodse componisten en tenslotte mochten ze niet meer in het openbaar optreden. Het laatste concert in Duitsland van de Comedian Harmonists was in Hannover op 25 maart 1934. Enkele leden ontvluchtten Duitsland en richtten een nieuwe groep op. Deze genoot echter nooit hetzelfde succes als de Comedian Harmonists. Hoewel alle leden de oorlog hebben overleefd zijn ze niet meer bij elkaar gekomen na de oorlog. De groep bleef grotendeels vergeten, totdat filmmaker Eberhard Fechner een zwart-wit tv-documentaire maakte. De documentaire werd in 1975 uit-gezonden en daardoor kwamen de Comedian Harmonists opnieuw in de belangstelling.

DE WERKEN Max Reger – Requiem

Max Reger (1873-1916) schreef zijn Requiem 1915 op een gedicht van Hebbel en droeg het werk op aan 'de in de oorlog gesneuvelde Duitse helden'. Reger schreef het in 1915 voor alt (of bariton) solo, koor en orkest. Het is zijn laatste afgewerkt koorwerk met orkest.

Requiem Seele, vergiß sie nicht, Seele, vergiß nicht die Toten! Sieh, sie umschweben dich, schauernd, verlassen, und in den heiligen Gluten, die den Armen die Liebe schürt, atmen sie auf und erwarmen und genießen zum letztenmal Ihr verglimmendes Leben. Seele, vergiß sie nicht, Seele, vergiß nicht die Toten! Sieh, sie umschweben dich, schauernd, verlassen, und wenn du dich erkaltend ihnen verschließest, erstarren sie bis hinein in das Tiefste. Dann ergreift sie der Sturm der Nacht, dem sie, zusammengekrampft in sich, trotzten im Schoße der Liebe Und er jagt sie mit Ungestüm durch die unendliche Wüste hin, wo nicht Leben mehr ist, nur Kampf Losgelassener Kräfte um erneuertes Sein! Seele, vergiß sie nicht, Seele, vergiß nicht die Toten!

Ziel, vergeet ze niet, ziel, vergeet niet de gestorvenen! Kijk, ze zweven om je heen, huiverend verlaten, en in de heilige gloed, die bij de armen de liefde aanwakkert, ademen ze op en worden ze warm en genieten voor de laatste keer van hun langzaam uitdovend leven. Ziel, vergeet ze niet, ziel, vergeet niet de gestorvenen! Kijk, ze zweven om je heen, huiverend verlaten, en als je je voor hen afsluit, dan verstijven ze zich tot in hun binnenste. Dan grijpt hen de storm van de nacht, die ze ineengekrompen in zich trotseerden in de schoot van de liefde. En hij jaagt hen op met onstuimigheid dwars door de eindeloze woestijn, waar geen leven meer is, slechts de strijd van vrijgelaten krachten, een opnieuw vernieuwend bestaan. Ziel, vergeet ze niet, ziel, vergeet niet de gestorvenen!

Comedian Harmonists Mein kleiner grüner Kaktus Blumen im Garten, so zwanzig Arten von Rosen, Tulpen und Narzissen. Leisten sich heute die kleinen Leute das will ich alles gar nicht wissen. Ref.: Mein kleiner grüner Kaktus steht draußen am Balkon Holari, Holari, Holaro Was brauch' ich rote Rosen, was brauch' ich roten Mohn Holari, Holari, Holaro Und wenn ein Bösewicht was Ungezog'nes spricht dann hol' ich meinen Kaktus und der sticht, sticht, sticht. Mein kleiner grüner Kaktus steht draußen am Balkon Holari, Holari, Holaro Man find gewöhnlich die Frauen ähnlich, den Blumen, die sie gerne tragen, doch ich sag täglich: Das ist nicht möglich was soll'n die Leut' sonst von mir sagen Ref.: Mein kleiner grüner Kaktus steht draußen am Balkon Holari, Holari, Holaro

Was brauch' ich rote Rosen, was brauch' ich roten Mohn Holari, Holari, Holaro Und wenn ein Bösewicht was Ungezog'nes spricht, dann hol' ich meinen Kaktus und der sticht, sticht, sticht. Mein kleiner grüner Kaktus steht draußen am Balkon Holari, Holari, Holaro Heute um viere klopft's an der Türe nanu, Besuch so früh am Tage? Es war Herr Krause vom Nachbarhause, Er sagt: "Verzeih'n Sie wenn ich frage: Sie hab'n doch einen Kaktus auf Ihrem klein Balkon? Holari, Holari, Holaro Der fiel soeben runter, was halten Sie davon? Holari, Holari, Holaro Der fiel mir auf's Gesicht, ob's glauben oder nicht nun weiß ich, daß Ihr kleiner grüner Kaktus sticht Bewahr'n Sie Ihren Kaktus gefälligst anderswo, Holari, Holari, Holaro

Irgendwo auf der Welt Irgendwo auf der Welt gibt's ein kleines bißchen Glück und ich träum davon in jedem Augenblick. Irgendwo auf der Welt gibt's ein bißchen Seligkeit und ich träum davon schon lange lange Zeit. Wenn ich wüßt', wo das ist, ging ich in die Welt hinein denn ich möcht' einmal recht, so von Herzen glücklich sein!

Irgendwo auf der Welt fängt mein Weg zum Himmel an. Irgendwo, irgendwie, irgendwann. Ich hab' so Sehnsucht, ich träum' so oft. Einst wird das Glück mir nah sein. Ich hab' so Sehnsucht, ich hab' gehofft, bald wird die Stunde da sein. Tage und Nächte wart' ich darauf: Ich geb' die Hoffnung niemals auf.

. Ich wollt', ich wär' ein Huhn Ich wollt', ich wär' ein Huhn, ich hätt nicht viel zu tun, ich legte vormittags ein Ei und abends wär' ich frei. Mich lockte auf der Welt kein Ruhm mehr und kein Geld. und fände ich das große Los dann fräße ich es bloß. Ich brauchte nie mehr ins Büro, ich wäre dämlich, aber froh. Ich wollt', ich wär' ein Huhn, ich hätt' nicht viel zu tun, ich legte täglich nur ein Ei und Sonntags auch mal zwei. Der Mann hat's auf der Welt nicht leicht, das Kämpfen ist sein Zweck. Und hat er endlich was erreicht, nimmt's eine Frau ihm weg. Er lebt wenn's hoch kommt hundert Jahr und bringt's bei gutem Start und nur wenn er sehr fleißig war zu einem Rauschebart. Ich wollt', ich wär' ein Huhn, ich hätt' nicht viel zu tun. Mich lockte auf der Welt kein Ruhm mehr und kein Geld. Ich brauchte nie mehr ins Büro, und du wärst dämlich, aber froh.

Ich wollt' ich wär' ein Huhn, ich hätt' nicht viel zu tun, ich legte täglich nur ein Ei und Sonntags auch mal zwei. Ich wollt' ich wär' ein Hahn, dann würde nichts getan ich legte überhaupt kein Ei und wär' die ganze Woche frei. Dann lockt mich auf der Welt kein Ruhm mehr und kein Geld. Ich setz' mich in den Mist hinein und sing' für mich allein. Ich ginge nie mehr ins Büro, denn was ich brauchte, kriegt ich so. Ich wollt', ich wär' ein Hahn, dann würde nichts getan. Ich würd' mit meinen Hühnern gehen, das wäre wunderschön.

Hanns Eisler - Vier Stücke für gemischtes Chor (Op. 13) De vier liederen, waarvoor Eisler zelf de teksten schreef, zijn in 1929 voor het eerst uitgevoerd door het Berlin Schubert-Chor. In het eerste deel Vorspruch steekt Eisler de draak met amateurkoren in een kleine suite van variaties op verschillende populaire genres. In het tweede deel Gesang der Besiegten eert Eisler de doden van de Juli-opstand in Wenen in 1927, waar 86 arbeiders werden neergeschoten. Het is een gedeelte dat aan een requiem doet denken, maar dan zonder religieuze kerkklokkenmentaliteit. In Naturbetrachtung beweert Eisler dat schoonheid een relatief begrip is. Men kan pas genieten van een mooie blauwe lucht als de (klassen)strijd gewonnen is. In het laatste deel Kurfürstendamm laat hij materialistische, egoïstische kapitalisten over de Kurfürstendamm in Berlijn flaneren. Op de hoeken van de straten staan arbeiders. Die flaneren niet maar verkopen lucifers om te kunnen overleven tijdens een periode van grote werkloosheid.

Nieuw Kamerkoor Delft brengt de delen Gesang der Besiegten en Naturbetrachtung ten gehore.

Naturbetrachtung Natuurbeschouwing Erst wenn wir gesiegt haben, wird am Himmel ein ganz anständiges Blau sein. Erst wenn wir gesiegt haben, wird ein Vogelruf im Wald sein. Erst wenn wir gesiegt haben. Witzige Burschen: Künstler und Gelehrte, die reden groß und viel von den Wundern der Technik. Die haben gut reden, gut reden von uns’rer Hände Arbeit. Erst wenn wir gesiegt haben, wird am Himmel ein ganz anständiges Blau sein. Erst wenn wir gesiegt haben, wird ein Vogelruf im Wald sein.

Pas wanneer we gewonnen hebben, zal de hemel mooi blauw zijn. Pas wanneer we gewonnen hebben, zal er de roep van een vogel in het bos zijn. Pas wanneer we gewonnen hebben. Slimme jongens, die kunstenaars en geleerden, zij praten lang en breed over de wonderen der techniek. Zij hebben makkelijk praten over het werk van onze handen. Pas wanneer we gewonnen hebben, zal de hemel mooi blauw zijn. Pas wanneer we gewonnen hebben, zal er de roep van een vogel in het bos zijn.

Gesang der Besiegten Gezang van de overwonnenen Laßt uns nicht in diesen trüben Zeiten verzagen. Die vielen Toten sollen nicht umsonst gestorben sein. Wir wurden besiegt. Ihr Sieg ist aber nur unser Anfang. Wir können nur einmal siegen: Unser Sieg wird der letzte sein. Laßt uns nicht in diesen trüben Zeiten verzagen Unser Sieg wird der letzte sein.

Laten we in deze sombere tijden de moed niet opgeven. De vele doden zullen niet tevergeefs gestorven zijn. Wij werden overwonnen. Hun zege is echter alleen maar óns nieuwe begin. Wij kunnen maar één maal winnen: Onze overwinning zal de laatste zijn. Laten we in deze sombere tijden de moed niet opgeven. Onze overwinning zal de laatste zijn.

Liturgie vom Hauch Einst kam ein altes Weib einher, die hatte kein Brot zum Essen mehr Das Brot, das fraß das Militär! Da fiel sie in die Goss', die war kalte Da hatte sie keinen Hunger mehr. Darauf schwiegen die Vöglein im Walde über allen Gipfeln ist Ruh In allen Wipfeln spürest du kaum einen Hauch. Da kam einmal ein Totenarzt einher Der sagte: die Alte besteht auf ihrem Schein Da grub man die hungrige Alte ein So sagte das alte Weib nichts mehr! Nur der Arzt lachte noch über die Alte.

Auch die Vöglein schwiegen im Walde über allen Gipfeln ist Ruh In allen Wipfeln spürest du kaum einen Hauch. Da kam einmal ein einziger Mann daher der hatte für diese Ordnung keinen Sinn. Der fand in der Sache einen Haken drin. Der war eine Art Freund für die Alte. Der sagte: ein Mensch müsse essen können, bitte sehr, ein Mensch! Darauf schwiegen die Vöglein im Walde über allen Gipfeln ist Ruh In allen Wipfeln spürest du kaum einen Hauch. Da kam mit einemmal ein Polizist daher Der hatte einen Gummiknüppel dabei

der zerklopfte dem Mann seinen Hinterkopf zu Brei! Da sagte auch dieser Mann nichts mehr Doch der Polizist sagte, daß es schallte: So! jetzt schweigen die Vöglein im Walde über allen Gipfeln ist Ruh In allen Wipfeln spürest du kaum einen Hauch. Da kamen mit einem mal viele rote Männer einher, die wollten einmal reden mit dem Militär! Doch das Militär redete mit dem Maschinengewehr und da sagten die roter Männer nichts, doch hatten sie auf ihrer Stirn noch eine Falte. Darauf schwiegen die Vöglein im Walde über allen Gipfeln ist Ruh In allen Wipfeln spürest du kaum einen Hauch. Da kam einmal ein großer roter Bär einher, der wußte nichts von den Bräuchen hier, denn er kam von überm Meer, und der frass die Vöglein im Walde. Da schwiegen die Vöglein nicht mehr über allen Gipfeln ist Unruh In allen Wipfeln spürest du Jetzt einen, einen Hauch!

Kurt Weill – Dreigroschenoper Die Dreigroschenoper speelt zich af in het criminele circuit van Londen en handelt over de gangsterleider Macheath, bijgenaamd Mackie Messer, een man met een groot zwak voor vrouwen. Mackie Messer berooft een man van zijn geld, steekt een vrouw neer, sticht brand waarbij zeven kinderen en een bejaarde man omkomen. Hij is steeds in de buurt, maar er kan niets tegen hem bewezen worden. Uiteindelijk wordt Mackie Messer door de corrupte politiechef Tiger Brown, die eigenlijk zijn vriend is, opgepakt en vastgezet. Hij ontsnapt dankzij de hulp

van Browns dochter Lucy en duikt onder. Hij wordt echter verraden door zijn vrienden, zijn beide vrouwen en de hoeren en daardoor belandt hij in de dodencel. Allen verraadden hem uit eigenbelang, niet uit morele over-wegingen. Op de dag dat hij moet hangen wordt toevallig de Engelse koningin gekroond. Zij schenkt hem gratie en verheft hem in de adelstand. In 1928 maakten Bertolt Brecht en Kurt Weill van Die Dreigroschenoper een toegankelijke sociaal-kritische opera. Een opera die eigenlijk geen opera is, maar een zogeheten singspiel: toneel met gezongen fragmenten. Met 22 onvergetelijke songs waarvan sommigen grote hits werden. Brecht vermaakt zich in zijn tekst met het kapitalistische systeem, waar de respectabele instituten van politie, bankwezen en monarchie even verdorven zijn als de onderwereld van misdadigers, hoeren en bedelaars. Weill omlijst de tekst van Brecht met muziek die op de grens ligt tussen klassieke en populaire genres, waarbij ‘hitsongs’ worden gecombineerd met modernistische muziek-structuren en maatschappijkritische thema’s.

Morität vom Mackie Messer Levenslied van Mackie Messer -

Vrije Nederlandse bewerking door het Noord Nederlands Toneel

Jahrmarkt in Soho, die Bettler betteln, die Diebe stehlen, die Huren huren. Ein Moritätensänger singt eine Morität. Und der Haifisch, der hat Zähne, und die trägt er im Gesicht, und Macheath, der hat ein Messer doch das Messer sieht man nicht! An 'nem schönen blauen Sonntag liegt ein toter Mann am Strand, und ein Mensch geht um die Ecke, den man Mackie Messer nennt. Und Schmul Meier bleibt verschwunden, und so mancher reiche Mann, und sein Geld hat Mackie Messer, dem man nichts beweisen kann. Jenny Towler ward gefunden, mit ‘nem Messer in der Brust, und am Kai geht Mackie Messer, der van allem nichts gewusst. Und das große Feuer in Soho, sieben Kinder und ein Greis, in der Menge Mackie Messer, den man nicht fragt und der nichts weiß. Und die minderjährige Witwe, deren Namen jeder weiß, wachte auf und war geschändet, Mackie, welches war dein Preis?

Jaarmarkt in Soho, de bedelaars bedelen, de dieven stelen, de hoeren hoereren. Een smartlappenzanger zingt een levenslied. Ja, de haai heeft scherpe tanden. Scherpe tanden, die je ziet. Mack the Knife heeft een stiletto. Maar dat mes dat zie je niet. Op een zwoele zomeravond Drijft een dooie in de gracht Mack the Knife slaat net de hoek om En verdwijnt weer in de nacht. Heel wat rijkaards zijn verdwenen Ook die ene, haast failliet Mack the Knife geeft al hun geld uit Maar bewijzen kun je ’t niet Jenny Towler werd gevonden, Met een mes in haar borst Op de kade is Mackie Messer, die nergens iets vanaf weet. Negen mensen omgekomen Bij een fel uitslaande brand Mack the Knife rookt ’n sigaartje Maar wat is hier aan de hand? Niet te tellen zijn de vrouwen Die hij schaamteloos bedroog Hij verkrachtte en beroofde Nee geen zee gaat hem te hoog

Morgenchoral des Peachum Ochtendgebed van Peachum Wach auf, du verrotteter Christ! Mach dich an dein sündiges Leben, zeig, was für ein Schurke du bist, Der Herr wird es dir dann schon geben. Verkauf deinen Bruder, du Schuft! Verschacher dein Weib, du Wicht! Der Herrgott, für dich ist er Luft? Er zeigt dir’s beim Jüngsten Gericht.

Ontwaak, verrekte Christus! Zondig leven, laat zien wat een schurk je bent. De heer zal het je dan wel geven. Koop en verkoop je broeder, jij schoft en verkwansel ook je vrouw. God, voor jou is hij niets dan lucht? Bij het laatste oordeel zal hij het je laten zien.

Zweites Dreigroschenfinale Tweede Dreigroschenoperfinale Ihr Herrn, die ihr uns lehrt, wie man brav leben und Sünd und Missetat vermeiden kann. Zuerst müßt ihr uns was zu fressen geben, dann könnt ihr reden: Damit fängt es an. Ihr, die ihr euren Wanst und unsre Bravheit liebt, das eine wisset ein für allemal: Wie ihr es immer dreht, und wie ihr’s immer schiebt, Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral. Erst muß es möglich sein auch armen Leuten, Vom großen Brotlaib sich ihr Teil zu schneiden. Denn wovon lebt der Mensch? Denn wovon lebt der Mensch? Indem er stündlich den Menschen peinigt, auszieht, anfällt, abwürgt und frißt. Nur dadurch lebt der Mensch, daß er so gründlich vergessen kann, daß er ein Mensch doch ist. Ihr Herren, bildet euch nur da nichts ein, der Mensch lebt nur von Missetat allein!

Mijn Heren, leer ons hoe we gehoorzaam leven en hoe we zonde en onrecht kunnen voorkomen. Eerst moet u ons iets te eten geven, dan kunt u zeggen: daarmee begint het. U vult uw maag en houdt van onze waardigheid. Men kan voor eens en altijd weten: hoe je het ook blijft draaien, Eerst komt het eten, dan de moraal. Het moet toch mogelijk zijn ook arme mensen, eerst hun deel te geven. Want waarvan leeft de mens? Want waarvan leeft de mens? Doordat hij elke uur de mens pijnigt, aanvalt, wurgt en eet. Alleen op deze wijze kan de mens leven, doordat hij grondig kan vergeten, dat hij ondanks alles toch een mens is. Heren, verbeeld u zich maar niks, de mens leeft enkel en alleen van misdaad.

Ihr lehrt uns, wann ein Weib die Röcke heben und ihre Augen einwärts drehen kann. Zuerst müßt ihr uns was zu fressen geben, dann könnt ihr reden: Damit fängt es an. Ihr, die auf unsrer Scham und eurer Lust besteht, das eine wisset ein für allemal: Wie ihr es immer schiebt und wie ihr’s immer dreht, erst kommt dat Fressen, dan kommt die Moral. Erst muß es möglich sein auch armen Leuten, vom großen Brotlaib sich ihr Teil zu schneiden. Lied von der Unzulänglichkeit menschlichen Strebens

Lied van de ontoereikendheid van de menselijke inspanning

Der Mensch lebt durch den Kopf, Der Kopf reicht ihm nicht aus, Versuch es nur, von deinem Kopf Lebt höchstens eine Laus. Denn für dieses Leben Ist der Mensch nicht schlau genug, Niemals merkt er eben Diesen Lug und Trug. Ja, mach nur einen Plan, Sei nur ein großes Licht, Und mach dann noch ’nen zweiten Plan, gehn tun sie beide nicht. Denn für dieses Leben Ist der Mensch nicht schlecht genug, Doch sein höh’res Streben Ist ein schöner Zug. Ja, renn nur nach dem Glück, Doch renne nicht zu sehr, Denn alle rennen nach dem Glück, Das Glück rennt hinterher. Denn für dieses Leben Ist der Mensch nicht anspruchslos genug, Drum ist all sein Streben Nur ein Selbstbetrug.

De mens leeft door zijn ratio, maar dat is niet genoeg. De ratio is net genoeg voor een luis Voor dit leven is de mens helaas niet slim genoeg Hij heeft zelfs de leugens en bedrog niet door. Ook al maak je een plan, het werkt niet Zelfs al maak je nog een tweede plan Ook dat plan zal niet werken. Want voor dit leven is de mens niet slecht genoeg. Maar zijn zoektocht is een mooi doel. Ja, ga op zoek naar geluk Maar verwacht niet te veel Allen lopen achter het geluk aan. Het geluk loopt achteraan. Want voor dit leven is de mens niet bescheiden genoeg. Daarom zijn al zijn inspanningen alleen zelfbedrog.

Ruf aus der Gruft Roep uit het graf

Nun hört die Stimme, die um Mitleid ruft, Macheath liegt hier nicht unterm Hagedorn, Nicht unter Buchen, nein, in einer Gruft! Hierher verschlug ihn des Geschickes Zorn. Gott geb, daß ihr sein letztes Wort noch hört! Die dicksten Mauern schließen ihn jetzt ein. Fragt ihr denn gar nicht, Freunde, wo er sei? Ist er gestorben, kocht euch Eierwein. So lang er aber lebt, steht ihm doch bei! Wollt ihr, daß seine Marter ewig währt? Jetzt kommt und seht, wie es ihm dreckig geht, Jetzt ist er wirklich, was man pleite nennt. Die ihr als oberste Autorität Nur eure schmier’gen Gelder anerkennt, Seht, daß er euch nicht in die Grube fährt! Ihr müßtet gleich zur Königin und in Haufen und müsstet mit ihr über ihn was sprechen. Wie Schweine eines hinterm anderen laufen, Ach, seine Zähne sind schon lang wie Rechen. Wollt ihr, daß seine Marter ewig währt?

Nu hoor de stem die om mededogen vraagt, Macheath is niet onder de meidoorn, Niet onder beuken, nee, in een graf! Hier bracht het lot hem naar toe. God geve, dat jullie nog steeds zijn laatste woorden horen! De dikste muren sluiten hem nu op. Vragen jullie helemaal niet, vrienden, waar hij is? Als hij gestorven is, maak dan je advocaat, maar zolang hij leeft, moeten jullie er voor hem zijn! Willen jullie dat zijn straf eeuwig is? Kom en zie hoe slecht het hem gaat, Hij is nu echt weg. Die jullie als hoogste autoriteit slechts jullie smerige geld toevertrouwen Kijk uit dat hij jullie niet meeneemt in zijn graf! Jullie moeten met zijn allen meteen naar de koningin gaan en met haar over hem praten zoals varkens achter elkaar lopen Ach, zijn tanden rotten al zijn mond uit. Willen jullie dat zijn straf eeuwig is?

NIEUW KAMERKOOR DELFT Het Nieuw Kamerkoor Delft streeft ernaar tweemaal per jaar een nieuw programma te brengen. Ook doet het NKD tussendoor mee aan in Delft georganiseerde manifestaties, zoals de jaarlijkse lichtjesavond, de Open Monumentendag en zeer recent de korenpresentatie in bibliotheek DOK.

Het Nieuw Kamerkoor Delft wil groeien naar 24 leden. We zoeken daarvoor

nog versterking vooral bij de lage bassen en bij de sopranen. Hebt u zin om

met ons te zingen, kom dan langs tijdens een repetitie. We repeteren elke

maandagavond om 20.00 uur op de koorzolder van de Lutherse Kerk aan het

Noordeinde 4 in Delft.

DANKWOORD

Dit concert komt tot stand door de enthousiaste inzet van veel mensen. Natuurlijk door leden, bestuur en dirigent van ons koor, maar ook door anderen. We willen hier speciaal hartelijk danken: Antje Lohse, mezzo-sopraan Julia Urinyova, piano Adèle Nieuweboer, presentatie Uta Wehn Montalvo, redactie vertaling Dreigroschenoper Kopie Plus, drukwerk Hartelijk dank voor uw komst en hopelijk tot ziens bij ons volgende concert medio 2012 dat een Frans/Nederlands programma zal zijn.

Foto Bertolt Brecht Theater – tekst Bertolt Brecht